Pagina:Vergif.djvu/216

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
218

"Ge hebt, zegt ge, u losgemaakt?—ik begrijp niet—" hij zag op eens de kleine stad op het hoofd staan; de vrouw van professor Lövdahl was van haar man weggeloopen, om een onderkomen te zoeken in zijn jonggezellenverblijf!

Er ging een kleine schok door mevrouw Wenche; zij zag hem haastig aan en zei—als terloops: —

"Dat wil zeggen—ik heb een heftige scène met mijn man gehad en daarom kwam ik hier heen om u om raad te vragen."

"O beste mevrouw!—ik wil alles voor u doen; u maakte me eerst heelemaal verschrikt; maar het was toch nog al vrij onvoorzichtig van u om op dit uur te komen," hij zette zich bij haar op de sofa.

Maar mevrouw Wenche's gelaat bleef heel strak en naast den mond vormden zich stijve plooien die daar vroeger niet waren geweest. Zij die zelf altijd de waarheid sprak, had een fijn gehoor voor wat hol klonk en niet te vertrouwen was; in die seconde doorzag zij hem geheel en onverbiddelijk.

En waar zij dit niet vroeger gedaan had, kwam dat omdat haar eigen ontkiemende liefde haar vol vertrouwen en blind had gemaakt; en bovendien was er,— vooral bij hun laatste samentreffen,—in hem zooveel werkelijke hartstocht geweest.

Maar nu dat zij in haar eersten twijfel dien