Pagina:Vergif.djvu/245

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

247

de kerk geweest waren, moesten er nu heen om de dominees te hooren preeken over de onboetvaardigen die door den dood werden weggehaald midden uit hun zonden en hun dwarsdrijverij.

Professor Lövdahl zat in zijn stoel er naar te luisteren met een mooie droevige uitdrukking op zijn gelaat en met gevouwen handen. Abraham zat daar ook en verstopte zich voor alle blikken die hem zochten. Hij wist niet wat hij van zijn moeder moest denken.

Maar een indruk die herhaaldelijk weer bij hem boven kwam, was. dat zij nu op den morgen van den aannemingsdag ook niet bij hem binnen zou kunnen komen om hem in het verhoor te nomen.

Hij kon het zich toch zoo duidelijk voorstellen, hoe zij de deur in zou zijn gekomen met die niet te ontwijken oogen, en wat had hij dan moeten doen?

Nu was dat verdriet voorbij; hij schaamde zich er over dat het hem een verlichting was dit te bedenken; maar toch was het zoo.

De professor van wien men vroeger al veel hield, werd nu bijna aangebeden. Van mond tot mond gingen de uitvoerige verhalen van dien verschrikkelijken nacht, toen hij wakker werd en zijn vrouw stervende vond en allen waren gesticht door het aanschouwen van zijn mannelijk verdriet en over de mooie wijze, waarop hij troost zocht in den godsdienst.