Pagina:Vergif.djvu/255

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

257

buiten de kerk, toen professor Lövdahl met zijn zoon kwam. Dat zag er heel anders uit dan die kleine gedweeë jongens in buizen. Abraham was bijna even lang als zijn vader en diens knappe grijzende kop en de drie ridderorden in groot ornaat lichtten feitelijk over de menigte.

De heilige handeling begon. Abraham stond boven aan, het dichtst bij het koor; een enkele maal keek hij op en dan ontmoette hij zooveel oogen, dat hij dadelijk zijn hoofd weer boog, zooals de anderen.

De meisjes bovenaan waren zoo wit als papier en vielen bijna om van angst of zij de vraag van den proost wel zouden kunnen beantwoorden. Hier herhaalde er een in zich zelf de groote vraag van het water, daar kampte er een vertwijfeld met het derde geloofsartikel dat haar ontschoten was.

Langs de beide rijen heerschte' er spanning; maar verscheidene van de gedweeë jongelui dachten ook: "Larie, nu zijn wij verder vrij!"

Abraham was niet erg bang voor het eigenlijke vragen; maar hij zag er toch gedrukt uit.

Ze weken niet van hem—die oogen uit den droom; hij stond te beven en het was hem heelemaal geen troost om langs de rij naar de anderen te kijken.

Denk eens, als eens een stem—bijvoorbeeld