Pagina:Vergif.djvu/27

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
29

Knorr in Bergen—was in haar jeugd de verzamelplaats van al wat noorsch, door en door noorsch gebleven was, te midden van de ontkiemende blauwgele reactie.

Daar kwamen de ruwe zeekapiteins en allerlei groote geesten van de nationale partij bijeen,—een mengeling van velerlei;—alleen waren allen noorsch; en daar zag men ook de eerste ijveraars voor de oorspronkelijke noorsche taal—geestdriftige en zwijgende—stijve nekken met weerbarstige boorden, baaien broeken met hoornen knoopen—noorsche hoornen knoopen.

De woorden die uit hun mond kwamen, waren maar weinige; maar het was de ernstige en moeilijke orakeltaal diep uit het volk, want in hun warme harten gloeide de liefde voor vaderland, vrijheid en volk en die gloeide met heel den slapeloozen twijfel van een nog slechts half begrepen liefde. Zij waren koppig en onverzoenlijk, omdat zij nooit zeker wisten of zij flink vat op het rechte eind hadden; maar zij waren standvastig en trouw omdat er iets was dat hun zei, dat het er op aankwam om dat eind vast te houden.

Onder zulke mannen groeide Wenche Knorr op en zij was hun valkyrie en nog veel meer. Haar familie was een van de oudste in Bergen; en die koesterde van geslacht tot geslacht een