Pagina:Vergif.djvu/58

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
60

stommerik was; soms moest hij meelachen.

"We zullen een hulpprofessor voor hem moeten zoeken," zei Abel, zijn lorgnet opzettend, "jij, Morten met den bijnaam, kom hier en sta je broertje naar den geest bij!"

Morten stond links op; er zat in hem een stille dwarskoppigheid die toch nooit verder ging dan mopperen en zure gezichten; hij was niet beter dan Marius en zoowel de kleine als de groote zag er even dom uit, terwijl zij daar voor het bord stonden te gapen.

Maar er ging toch een kleine schemering door Morten; hij greep in het krijtbakje om wat op te schrijven en dacht er niet aan dat hij al een stuk krijt in de hand hield.

"Kom, dat is goed, Morten!" riep Abel, die dit zag, "krijt hoort er bij, als het iets geven zal. Zou je den krijtbak niet liever onder den arm, de spons in den zak en het liniaal tusschen de beenen nemen,—dan is je uitrusting kompleet. Och, Maarten! Maarten! je bent zoo dom en je wordt dagelijks nog dommer!"

De kleine schemering in Morten was uitgedoofd; hij stond te vloeken zoodat Marius het kon hooren. De klasse vermaakte zich en No. 1 was slap van den lach en keek vol bewondering op naar den katheder.

"Nu moeten we de laatste lichting nog oproe-