Naar inhoud springen

Pagina:Vergif.djvu/91

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
93

Er heerschte groote opgewondenheid onder de gestudeerden; terwijl daarentegen enkele oude kooplui elkaar heimelijk toeknikten.

"Ja, als u nu weggaat, mevrouw," zeide procureur die op het laatst heel vurig was geworden, "dan dooft dit interessante gesprek uit. Jammer dat men u niet liet spreken over het praktische, wat er wél geleerd moet worden; zou u mij die vakken niet kunnen opnoemen?"

"Nu," zei mevrouw Wenche: "natuurlijke geschiedenis, geneeskunde, rechten, sterrekunde—"

"Ik geloof dat je daar geneeskunde noemde, Wenche?"

"Ja, natuurlijk—de kennis van het eigen lichaam, van ziekten en geneesmiddelen."

"Neen, maar Wenche; hoe kun je nu denken... "

"Maar, Carsten, zeg je dan zelf niet honderd keer in 't jaar: ja, had die of die in zijn jeugd op zijn oogen gepast, dan zou hij nu niet als een halfblinde stakker, rondloopen. Maar hoe zouden zij op hun oogen kunnen passen, als zij er niet anders van leeren dan: als uw linker oog u ergert, werpt het uit! of op de rest van hun lichaam, wanneer zij leeren dat dit slechts een armelijk en onwaardig omhulsel is voor de onsterfelijke ziel?"

"Maar de rechten?—Wat?—Jurisprudentia? moeten de jongens op school nu ook al het rekken van de wet leeren?" riep de blinde darm; zijn knorrig-