Pruissen en voorts in het algemeen alle afstammelingen, welke geboren zullen worden uit een huwelijk door den Koning met gemeen overleg der Staten-Generaal aangegaan, of toegestemd.
14. De kroon gaat over bij regt van eerstgeboorte, des dat de oudste zoon van den Koning, of wel het mannelijk oir van den oudsten zoon, bij representatie opvolgt.
15. Bij ontstentenis van mannelijk oir uit den oudsten zoon gesproten, gaat de kroon over aan diens broeders of hun mannelijk oir, insgelijks bij regt van eerstgeboorte en representatie.
16. Bij geheele ontstentenis van mannelijk oir uit het huis van Oranje-Nassau, gaat de kroon over op de dochters van den Koning, bij regt van eerstgeboorte.
17. Ook dochters van den Koning ontbrekende, brengt de oudste dochter van de oudste nedergaande mannelijke lijn uit den laatsten Koning, de Koninklijke waardigheid in haar huis over en wordt bij vóóroverlijden door hare afstammelingen gerepresenteerd.
18. Zoo er geene mannelijke nedergaande lijn uit den laatsten Koning bestaat, erft de oudste nedergaande vrouwelijke lijn, des dat de mannelijke tak vóór de vrouwelijke tak, en de oudste vóór de jongere, en in iedere tak mannen vóór vrouwen, en ouder vóór jonger den voorrang hebben.
19. Wanneer de Koning zonder nakomelingschap sterft, en er geen mannelijk oir uit het huis van Oranje-Nassau overig is, volgt hem zijne naaste bloedverwante, mits van den Koninklijken huize zijnde, op, en wordt mede bij vooroverlijden, door hare afstammelingen gerepresenteerd.
20. Wanneer eene vrouw de Kroon in een ander Huis heeft overgebragt, treed dit Huis in alle de regten van het Oorspronkelijke stamhuis, en de vorige artikelen zijn op hetzelve toepasselijk, met dat gevolg, dat haar mannelijk oir vóór alle vrouwen of vrouwelijke afstammelingen erst, en geene andere lijn geroepen wordt, zoo lang iemand van hare nakomelingen in leven is.
21. Eene Prinses, buiten toestemming der Staten-Generaal, een huwelijk hebbende aangegaan, heeft geen regt tot de Kroon.
Eene Koningin, buiten die toestemming een huwelijk aangaande, doet afstand van de Kroon.
22. Bij ontstentenis van nakomelingschap uit den tegenwoordigen Koning Willem Frederik van Oranje-Nassau gaat de Kroon over aan deszelfs Zuster, Prinses Frederika Louisa Wilhelmina van Oranje, Douarière van wijlen Carel George August, Erfprins van Brunswijk-Lunenburg of hare wettige nakomelingen, uit zoodanig nader huwelijk, als door dezelve, overeenkomstig Art. 13 mogt worden aangegaan. (G. W. 13 v.. 28.)
23. Indien ook de wettige nakomelingschap van deze Vorstin ontbreekt, gaat het erfregt over op het wettig mannelijk oir van Prinses Carolina van Oranje, Zuster van wijlen Prins Willem den Vijfden, en gemalin van