Pagina:Verzameling van Nederlandse staatsregelingen (1798-1815).djvu/176

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd


VIERDE HOOFDSTUK.
Van de Staten der Provinciën.


EERSTE AFDEELING.
Van de zamenstelling der Staten van de Provincien.


129. De Staten der Provinciën zijn zamengesteld uit leden, gekozen door de volgende drie standen, namelijk: (G. W. 11.)

Door de Edelen of Ridderschappen,

Door de steden

Door den Landelijken Stand.

130. Het getal van de leden der provinciale StatenVergadering en de evenredigheid der verschillende standen, wordt geregeld door den Koning, die uit elke provincie eene commissie benoemt, om hem dienaangaande te dienen van advies.

(Volgens Wetsontwerp van 21 Junij, 1840, Staatsbl. No. 39, art. 130, met deze slot-bebepaling te vermeerderen :

« Wijzigingen of veranderingen in de eenmaal bestaande regeling worden, na ingenomen advies van de Staten der provincie, door de wet vastgesteld.")

131. [1] In elke provincie maken de edelen of een ligchaam van ridderschap uit, of niet, naar mate zulks het voegelijkst geoordeeld wordt.

De eerste bijeenroeping der edelen of ridderschappen en de eerste admissie tot dezelve, wordt door den Koning gedaan en verleend.

Zij ontwerpen zoodanige reglementen als zij, behoudens deze Grondwet, noodig oordeelen, en zenden dezelve aan den Koning ter bekrachtiging.

132. [2] De stedelijke regeringen zijn zamengesteld op zoodanige wijze als noodig wordt geoordeeld bij de reglementen, door de bestaande regeringen of bijzondere commissien door den Koning te benoemen, ontworpen.

De alzoo ontworpen reglementen worden aan de provinciale staten toegezonden, die dezelve met hunne bedenkingen aan den Koning ter bekrachtiging aanbieden.

Bij deze reglementen wordt bepaald de wijze, op welke de leden der provinciale Staten, die ter benoeming van dien stand staan, zullen gekozen worden.

133. [3] In alle steden worden ingevoerd kiezers-collegien. Zij worden eenmaal in het jaar door de regering bijeengeroepen, alleenlijk tot het bedoelde einde, om de raadplaatsen in dien tuschentijd opengevallen, door bevoegde personen te vervullen.

(Volgens Wetsontwerp van 13 Junij, 1840, Staatsbl. No. 36, art. 133, aldus te veranderen :

« In alle steden worden ingevoerd kiezers-collegien ; zij worden eenmaal in het jaar door de Regering bijeengeroepen, alleenlijk tot het bepaalde einde, om de raads-

  1. G. 1814. a.77.
  2. ibid. a. 78.
  3. ibid. a. 79.