Pagina:Verzameling van Nederlandse staatsregelingen (1798-1815).djvu/177

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

plaatsen ten gevolge der bij de wet vastgestelde periodieke aftreding der raadsleden openvallende, of wel, door overlijden of anderzins opengevallen, door bevoegde personen te vervullen.")

134. [1] De openvallende plaatsen in de kiezers-kollegien worden vervuld bij meerderheid van stemmen der gezeten burgeren, eene zekere, in iedere stad, bij het stedelijk reglement te bepalen som, betalende in de beschrevene middelen. Daar over brengt elk dier burgeren eens in het jaar zijne stem uit, bij behoorlijk geteekende en gesloten briefjes, die aan de huizen opgehaald worden van wege de regering.

(Volgens Wetstontwerp van 13 Junij, 1840, Staatsbl. No. 132, art. 134, aldus te veranderen:

« De openvallende plaatsen in de kiezers-kollegien worden vervuld bij meerderheid van stemmen der gezetene burgeren, eene zekere in iedere stad bij de wet te bepalen som betalende in de beschrevene middelen, daarover brengt elk dier Burgeren eens in het jaar zijne stem uit bij behoorlijk geteekende en geslotene briefjes, die aan de huizen opgehaald worden van wege de regering.")

135. Tot de verkiezing door den landelijken stand der provinciale vergadering, wordt elke provincie verdeeld in distrikten.

136. Niemand kan te gelijk lid zijn der Staten van meer dan eene Provincie. (G. W. 93.)

137. [2] De Koning stelt in alle Provinciën commissarissen aan onder zulke benaming als hij goedvindt, en op zoodanige instructien, als Hij tot de rigtige uitvoering der wetten, tot de waarneming van het belang van den lande en van de Provincie noodig oordeelt.

Deze commissarissen zitten vóór in de vergaderingen der Staten en in die der Gedeputeerde Staten, volgens art. 153 te benoemen. (G. W. 8.)

Zij doen bij hunne aanstelling den eed van getouwheid aan de Grondwet. (G. W. 76.)

138. [3] De leden der provínciale Staten leggen bij het aanvaarden hunner functien, ieder op de wijze zijner godsdienstige gezindheid den volgenden eed af:

« Ik zweer (belove) dat ik de Grondwet van het Rijk zal onderhouden, zonder daarvan op eenigerlei wijze of onder eenig voorwendsel hoe ook genaamd aftewijken; dat ik de reglementen dezer Provincie zal achtervolgen en nakomen, en voorts de welvaart van deze Provincie met alle mijne krachten zal bevorderen.
Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig!"

Zij worden tot dien eed toegelaten na alvorens te hebben

afgelegd den eed van zuivering en tegen verboden giften en gaven, hier-boven art. 84 voor de leden der Staten-Generaal bepaald. (G. W. 153.)

  1. G. 1814. a. 80.
  2. S. 1798. a. 97. 155. G. 1814. a. 76.
  3. G. 1814. a. 82.