Pagina:Verzameling van Nederlandse staatsregelingen (1798-1815).djvu/186

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

ging door de wet geregelgd wordt, worden zoo veel mogelijk uit alle de provincien genomen en voor hun leven aangesteld.

« Bij vacature zendt de tweede Kamer der Staten-Generaal eene nominatie van drie personen aan den Koning welke daaruit de verkiezing doet.


ACHTSTE HOOFDSTUK.
Van de Devensie.


203. [1] Het dragen der wapenen tot handhaving der onafhankelijkheid van den Staat en de beveiliging van deszelfs grondgebied blijft, overeenkomstig 's lands oude gewoonte, den geest van de pacificatie van Gent, en de grondbeginselen bij de Unie van Utrecht aangenomen, een der eerste pligten van alle ingezetenen van het Rijk. (G. W. 207.)

204. [2] De Koning zorgt, dat er ten alle tijde eene toereikende zee- en landmagt onderhouden worde, aangeworven uit vrijwilligers, het zij inboorlingen of vreemdelingen om te dienen in of buiten Europa, naar de omstandigheden.

205. [3] Vreemde troepen worden niet dan met gemeen overleg des Konings en der Staten-Generaal in dienst genomen; de capitulatien dienaangaande door den Koning gemaakt, worden aan de Staten-Generaal medegedeeld, zoodra hij zulks geraden oordeelt.

206. [4] Behalve de vaste zee- en landmagt is er steeds eene Nationale Militie, waarvan in vredestijd jaarlijks een vijfde gedeelte wordt ontslagen.

207. [5] De militie wordt zoo veel mogelijk genomen uit vrijwilligers, op de wijze als bij de wet bepaald wordt.

Bij gebrekvan genoegzame vrijwilligers, wordt de militie voltallig gemaakt bij loting uit de ingezetenen die op den 1sten Januarij van elk jaar ongehuwd zijn, hun 19de jaar ingetreden zijn en hun 23ste jaar nog niet hebben volbragt ; zij, die hun ontslag bekomen hebben, kunnen onder geen voorwendsel tot eenigen anderen dienst, dan de hierna te melden Schutterijen, worden opgeroepen.

208. [6] De militie komt in gewone tijden jaarlijks eenmaal te zamen, om gedurende eene maand of daaromtrent in den wapenhandel te worden geoefend ; blijvende het nogtans aan den Koning voorbehouden, om, wanneer Hij zulks voor 's Rijks belangen mogt geraden oordeelen, een vierde van het geheele getal te doen zamen blijven. 209. [7] Indien het bij dreigend oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden noodig mogt zijn, de geheele militie bijeen te roepen en te doen zamen

blijven, zal zulks, indien de Staten-Generaal niet ver-

  1. S. 1798. A. B. a. 44. G. 1814. a. 121.
  2. G. 1814. a. 122.
  3. S. 1798. a. 50d
  4. G. 1814. a. 123.
  5. ibid.
  6. G. 1814 a. 124.
  7. ibid.