de nieuwbenoemde Leden, roept het Uitvoerend bewind dezelven op, om, binnen veertien Dagen, zich te vervoegen in de Residentie-plaats.
12. De nieuw verkozen Leden, alsdan in de Residentie-plaats tegenwoordig komen met de zitting hebbende Leden van het Vertegenwoordigend Ligchaam, te zamen op den daartoe bestemden dag, in eene algemeene Vergadering, ten einde, na de Verklaaring (Acte der Staatsregeling Art. 36.) te hebben afgelegd de verdeeling van het Vertegenwoordigend Ligchaam in twee Kamers mede daar te stellen, en daarop oogenbliklijk zitting te nemen in die Kamer, tot welke zij door de Algemeene Vergadering benoemd worden.
18. Tot op den dag, ter zittingneming der nieuwe Leden bepaald, blijven de aftredende Leden hunne plaats in elke der beide Kamers behouden.
TWEEDE AFDEELING.
Van de verplaatsing van het Vertegenwoordigend Ligchaam.
14. Het Uitvoerend bewind, zoodra het kennis ontvangt van een gevallen Decreet ter verplaatsinge van het Verte genwoordigend Ligchaam naar elders, geeft van hetzelve, bij Proclamatie, kennis aan den Volke, en zorgt, zonder uitstel, dat alles in gereedheid zij om het Vertegenwoordigend Ligchaam ten bestemden tijde en plaatse te ontvangen.
Alle tegenstand en vertraaging aan dit Decreet toegebragt, is een aanslag tegen de veiligheid van den Staat.
15. Datzelve Bewind zorgt tevens, dat daarvan, onverwijld, aanschrijving geschiede aan die Leden van het Vertegenwoordigend Ligchaam welken afwezig mogten zijn met oproeping, om, ten bestemden tijde en plaatse, ter Vergadering tegenwoordig te zijn.
16. Indien eenig Lid, op dien tijd, aldaar niet tegen- woordig is, en, binnen agt Dagen na ontvang der gedane aanschrijving geene redenen voor zijne afwezigheid heeft ingezonden, of indien de gegeven redenen door de Kamer waartoe hij behoort, niet voldoende gekeurd zijn, word hij door die Kamer verklaard, vervallen te zijn van zijnen post, en het Uitvoerend Bewind gelast, onverwijld te zorgen voor de oproeping van zijnen Plaatsvervanger, of Voor eene nieuwe verkiezing in zijne plaats.
Zoodanig agtergebleven Lid word, daarenboven, als schuldig aan aanslag op de veiligheid van den Staat, voor dat Departementaal Geregtshof, waartoe hij als ingezeten behoort, te regt gesteld.
17. Aan dezelfde misdaad zijn ook schuldig allen, die zig, in eenigerlei opzigt, tegen het verkiezen van nieuwe Leden in het Vertegenwoordigend Ligchaam verzetten.