Pagina:Verzameling van Nederlandse staatsregelingen (1798-1815).djvu/67

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd


DERDE AFDEELING.
Van de form van Raadpleeging, en de Formulieren, daarbij in acht te nemen.

18. De Eerste Kamer neemt, in het raadpleegen over eenig voorstel harer Leden of Commissiën, de volgende form in acht.

a. Bij ieder voorstel, of rapport, moet worden voorgedragen het Ontwerp van de Wet, of van het Be- sluit, waartoe Hetzelve strekt.
b. 'Er geschieden drie lezingen van elk zoodanig voorstel alvorens daarop te besluiten. De tusschenstand van de eene lezing toi de andere is, telkens, ten minsten van drie Dagen.
c. Na de eerste of tweede lezing, kan een voorstel verworpen of de raadpleeging daarover uitgesteld worden. Het besluit kan niet eerder, dan na de derde lezing, plaats hebben.
d. De tweede lezing heeft geene plaats, dan wanneer, in de eerste lezing, vijf Leden dezelve vorderen ; wordende, in dat geval, de dag tot die tweede lezing bepaald. Ditzelfde word, bij eene tweede lezing, in acht genomen omtrend de derde lezing.
e. De Bijvoegselen, of bepaalingen van eenig voorstel, kunnen wel, bij de eerste of tweede lezing, voorgedragen, doch niet, dan na de derde lezing, in overweging worden genomen.

19. Deze form, echter, word niet in acht genomen omtrend besluiten van onverwijlde noodzaaklijkheid. Alleen moet, vóór dezelven, eene stellige verklaaring van die noodzaaklijkheid, door de volstrekte meerderheid van alle de Leden der Eerste Kamer erkend voorafgaan.

20. De Voorstellen, door de Eerste Kamer aangenoen in besluiten veranderd zijnde, worden onverwijld gezonden aan de Tweede Kamer ; zijnde aan het hoofd derzelven uitgedrukt, of de dagteekening der drie agtereenvolgende lezingen, of wel de beredeneerde verklaaring van onverwijlde noodzaaklijkheid.

21. Indien uit het hoofd van eenig toegezonden Besluit aan de Tweede Kamer, niet blijkt dat de voorgeschreven form in acht genomen, of de onverwijlde noodzaaklijkheid door de Eerste Kamer verklaard is, weigert dezelve haare bekragtiging, zonder den inhoud van het besluit zelf in overweging te nemen, en zend dat aan de Eerste Kamer terug.

22. Indien, aan het hoofd van een Besluit, de verklaaring van onverwijlde noodzaaklijkheid door de Eerate Kamer is uitgedrukt, raadpleegt de Tweede Kamer, terstond, over die verklaaring.

a. Zo de Tweede Kamer die verklaaring bekrachtigt, raadpleegt Dezelve, zonder uitstel, over het Besluit zelf.
b. Zo deze Kamer die verklaaring verwerpt, neemt De-