Naar inhoud springen

Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/141

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

tegenwoordig klasse-stelsel met zich voert: wij leven met onze dienstboden samen onder één dak, doch zijn niet veel meer dan vreemden voor elkander, niettegenstaande er dikwijls van weerskanten gevoelens van genegenheid bestaan; vreemden is nog te zacht uitgedrukt; ofschoon wij menschen zijn van hetzelfde bloed, gebonden door dezelfde wetten, leven wij te zamen als menschen van verschillende stammen. Denk eens welk een invloed dit moet hebben op het gewone dagelijksche huishoudelijke werk en of ons leven vereenvoudigt kan worden, zoolang zulk een stelsel duurt. Om maar een voorbeeld te noemen: gij allen onder ons, die aan het hoofd eener huishouding staat, weet maar al te goed (evenals ik, daar ik de nuttige kunst geleerd heb, een middagmaal te koken) hoe het dagelijksch werk vereenvoudigd zou worden, als de hoofdmaaltijden gezamenlijk gebruikt werden; indien men niet twee maaltijden noodig had, een voor boven, een voor beneden. En zeker kunnen wij kinderen dezer eeuw van opvoeding en ontwikkeling er niet onkundig van zijn hoe opvoedend het zou werken op de minder beschaafde leden eener huishouding, wanneer zij minstens eenmaal per dag de meer ontwikkelden ontmoeten konden op voet van gelijkheid; de goede manieren van welopgevoede Vrouwen gade te slaan, van gedachten te wisselen met geleerde en bereisde mannen, met mannen van de daad EN mannen van diepe gedachten, waarlijk, dat zou het lager onderwijs verre overtreffen.

Dit punt hangt nauw samen met ons onderwerp over Kunst: want welk een onzinnige konijnenperken moeten onze gegoede huizen niet zijn als uitvloeisel van deze dwaasheid onzer schijnbeschaving, in plaats van ontworpen te worden op de oude verstandige wijze, die gebruikt werd van den tijd van Homerus af tot na den tijd

115