Naar inhoud springen

Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/142

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

van Chaucer, nl. met een groote hal met een paar kamers daarin uitkomende om te slapen of te pruilen naar verkiezing. Geen wonder, dat onze huizen bekrompen en laag zijn, als de levens daarin geleefd ook bekrompen en laag zijn. En waarom veranderen wij, die over dit alles hebben nagedacht, zooals velen onzer zeker hebben gedaan, deze treurige en vernederende gewoonte niet, waarbij wij ons leven zouden vereenvoudigen en onze vrienden opvoeden, aan wier zwoegen wij zoo veel gemakken danken? Waarom gaan gij en ik deze verandering morgen aan den dag niet invoeren? Omdat wij niet kunnen: om dat onze dienstboden niet zouden willen, daar zij evenals wij weten, dat beide partijen er zich ellendig bij zouden gevoelen. De beschaving der negentiende eeuw verbiedt ons, den leden eener huishouding een gelijk aandeel in hare ontwikkeling te geven! Zoo ziet ge, dat indien wij, de gegoede klasse, behooren tot een machtige klasse en dat doen wij zeker, wij slechts een rol spelen, die in menig stadium der wereldgeschiedenis gespeeld is: wij zijn groot, doch ongelukkig; wij zijn gewichtige, deftige menschen, doch vervelen ons ten doode toe; wij hebben onze macht gekocht ten koste van onze vrijheid en ons levensgenot. Daarom kan ik zeggen in antwoord op de vraag: Kunnen wij alle weelde van ons doen en op eenvoudige en bescheiden wijze leven? Ja, wanneer we bevrijd zijn van de slavernij van den Kapitalistischen Handel; niet eerder.

Er zijn ongetwijfeld onder ulieden menschen, die naar hun vrijheid verlangen; die ontwikkeld en beschaafd zijn en een fijn gevoel voor schoonheid en orde hebben, dat elk oogenblik gewond en beleedigd wordt door de ruwheid van het Winstsysteem, die hierdoor zoo achtervolgd en in het nauw gebracht worden, dat zij, hoewel misschien gegoed of zelfs rijk, nu niets te verliezen hebben voor

116