Naar inhoud springen

Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/178

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

het is nu het voornaamste middel bij dat eervolle bedrijf aangewend. De middeleeuwsche handwerksman was vrij in zijn werk; daarom maakte hij het voor zich zelf zoo aangenaam mogelijk en het was zijn lust en niet zijn leed, dat alle dingen, die gemaakt werden, mooi maakte en schatten van menschelijke hoop en gedachten besteedde aan alles wat de mensch voortbracht, van een kathedraal af tot een pappot toe. Kom, laten wij het voorstellen op eene wijze, die 't minst eerbiedig is voor den middeleeuwschen arbeider en het beleefdst voor de hedendaagsche "werkkracht": van den armen drommel der veertiende eeuw was het werk van zóó luttel waarde, dat hij den tijd er op mocht verspillen om zich zelf—en anderen—genot te geven; maar van onzen strak gespannen werktuigkundige zijn de minuten te rijk beladen met voortdurende winst, dan dat één ervan zou kunnen verkwist worden. Het tegenwoordige systeem wil hem niet veroorloven en kan hem niet veroorloven voorwerpen van kunst te maken.

Zoodat dit zeldzame verschijnsel zich voordoet, dat er nu eene klasse is van dames en heeren, die werkelijk zeer beschaafd zijn, hoewel misschien niet zóó ontwikkeld als algemeen geloofd wordt, en dat tot deze verfijnde klasse velen behooren, die waarlijk houden van schoonheid en afwisseling, d.i. kunst, en zich opofferingen zouden getroosten om haar te verkrijgen; en dezen, geleid door kunstenaars van groote technische bekwaamheid en fijn verstand, vormen gezamenlijk een groote macht van navraag naar het artikel. En toch komt de aanvoer niet.

Ja, en wat meer zegt, deze groote massa van geestdriftige zoekers zijn maar geen arme, hulpelooze menschen, onwetende visschers of boeren, halfkrankzinnige monniken,

150