Naar inhoud springen

Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/179

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

verwarde "sansculottes"', kortom niet zij, door de uiting van wier behoeften de wereld reeds zoo dikwijls geschokt is en geschokt zal worden. Neen, zij behooren tot de heerschende klasse, de meesters der menschheid, die leven kunnen zonder arbeid en overvloedig vrijen tijd hebben, om over de vervulling hunner wenschen te peinzen. En toch, zooals ik zeide, kunnen zij de kunst, die zij zoo vurig begeeren, niet machtig worden, al jagen zij haar na door de geheele wereld, overgevoelig wordende over de armzalige levens van de ongelukkige boeren in Italië en de verhongerde proletariërs van zijne steden, nu alle schilderachtigheid verdwenen is bij de arme drommels van ons eigen platteland en oude eigen sloppen. Inderdaad: er is hun overal weinig van die werkelijkheid gelaten en dat weinige is nog snel aan het verdwijnen terwille van de behoeften van den fabrikant met zijn haveloozen stoet van werklieden en voor de geestdrift van den oudheidkundigen wederopbouwer van een dood verleden. Spoedig zal er niets meer over zijn dan de leugenachtige droomen der historie, het ellendige wrak van onze museums en schilderijenverzamelingen en de zorgzaam-bewaakte intérieurs onzer aesthetische ontvangkamers, onwerkelijk en dwaas en passende getuigen van het verdorven leven dat erin afspeelt: zoo bekrompen en armelijk en laf in het verbergen en ontkennen méér dan in het beteugelen der natuurlijke verlangens, hetgeen niet verhindert, dat men er gretig aan toegeeft, zoo het slechts fatsoenlijk verborgen kan blijven.

De kunst is dus verdwenen en zij kan evenmin worden "gerestaureerd" in hare oude vormen als een middeleeuwsch gebouw dat kan. De rijken en verfijnden kunnen haar niet koopen, al zouden zij het verlangen, en wij willen gelooven, dat velen van hen dat werkelijk

151