Naar inhoud springen

Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/22

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

lang stand kon houden tegenover de natuurlijke ontwikkeling van wetenschap en maatschappij. De nevelen der schoolsche geleerdheid trokken langzaam op en vertoonden een ander beeld: een beginsel van orde reeds in de vroegste tijden, weliswaar afwisselend bij verschillende rassen en in verschillende landen, maar steeds beheerscht door dezelfde wetten, steeds voortbewegende naar iets, dat juist het tegenovergestelde schijnt te zijn van het uitgangspunt en toch dat eerste beginsel nimmer dood, maar steeds herlevend in het nieuwe en dat langzaam vervormend tot een herschepping van zijn vroeger wezen. Welk een geheel anderen geest zulk een beschouwing der geschiedenis doet ontstaan, is niet moeilijk te begrijpen. Niet langer oppervlakkige spotternijen over de dwalingen en dwaasheden van het verleden vanaf het standpunt eener zoogenaamde beschaving, maar diep medegevoel met zijn half bewuste idealen, te midden der moeilijkheden en tekortkomingen waarvan wij ons in het heden maar al te droevig bewust zijn, dat is de nieuwe geest der historie: kennis heeft ons, meen ik, nederigheid geleerd en nederigheid, hoop op die volmaaktheid, waarvan wij blijkbaar nog zoo ver af zijn.

Wat nu verder de hulpmiddelen betreft van deze nieuwe kennis der geschiedenis, waren het niet voornamelijk deze twee: taalstudie en studie van oudheidkunde? d.w.z. van de uitdrukking der menschelijke gedachten door middel der taal en door middel van handenarbeid, met andere woorden de kroniek der menschelijke scheppingsdaden. Van het eerste dezer hulpmiddelen, hoe zeer ik er ook belang in stel, voornamelijk in dat deel er van, dat voert naar de vergelijkende mythologie, en zoo duidelijk de eenheid van het menschdom verkondigt, ontbreekt mij de kennis om er over te spreken, zelfs

4