te vernietigen, ook al had men den arbeid van China niet bij de hand gehad, doch deze was ten slotte de oorzaak, die dat geheele handwerk bij ons in discrediet bracht. Wel is waar bestond een groot deel van het ingevoerde Chineesche werk uit in zijn soort oprechte kunst, maar grootendeels van veel lager rang dan het werk uit Perzië, Damascus of Granada; doch het is een feit, dat niet de daarin gelegde kunst onze voorvaderen aantrok, maar zijn grovere en meer stoffelijke hoedanigheden. De witte kleur van het deeg, de hardheid van het glazuursel, de netheid van de beschildering, en dientengevolge de teerheid of liever den weelderigen indruk van het geheel, waren de hoedanigheden die de pottenbakkers der achttiende eeuw ijverig trachtten na te streven. Zij waren dan ook van groote waarde in de handen van een Chinees, bedreven als hij was in de uitvoering, Vruchtbaar in het ontwerpen, in het bezit van veel smaak, hoewel niet uitmuntend in verbeeldingskracht, in één woord een geboren vervaardiger van aardige beuzelarijen; doch deze fijnere hoedanigheden waren van weinig nut voor een goed arbeider van ons ras; voortvarend, ongeduldig, vol verbeeldingskracht, zelfs in zijn uitspanningen meer of min geneigd tot het droevige en sombere, en in zijn grappen scherp en vaak hatelijk, had hij aanleg en neiging voor ander werk dan het vervaardigen van beuzelarijen, als zijn patroon dat maar geweten had. Doch in den tijd, waarover wij spreken, werd de arbeider alleen beschouwd als een nuttige machine en deze machine, gedreven door de toevallige grillen van den tijd, bracht in Meissen, Sèvres, Chelsea, Derby en in Staffordshire een allertreurigste soort arbeid voort, waarvan die uit Sèvres misschien de meest afstootende, die uit Meissen (in zijn slechtsten vorm) de meest onbeschaafde en die vervaardigd
Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/67
Uiterlijk