Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/117

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
105
DE GRAAUWE KUIKENDIEF.

bosschen uit, en geen wonder dus dat men daar vogels vindt die elders in ons land in bosschen leven, maar over het algemeen vindt men op de duinen andere vogelsoorten dan elders. Vooral in de duinpannen, die niet zelden water bevatten en voor den zeewind beveiligd zijn door de hooge duinen daar omheen, vindt men een weelderigen plantengroei, zelfs heesters worden daar soms tot boomen, en dat zijn vooral de plaatsen waar het vogelenheir der duinen zich hoofdzakelijk ophoudt. Doch ook op de overigens kale gedeelten der duinen vindt men tot digt aan het strand niet zelden plekken waar de kattedoorn en de kruipwilg en de duinroos met de blaauwgroene kruisdistel en de bruine bremraap in groepjes vereenigd groeijen, en den grond met een digt vlechtwerk van planten bedekken. Ook in die struikenboschjes houden zich vele vogels der duinen op, ja zelfs nestelt soms de ekster op die kattedoornstruiken in plaats van op de toppen der boomen van het binnenland.

Onder onze duinvogels staat bovenaan, als de grootste niet slechts maar ook omdat hij tot de roofvogels behoort, de graauwe kuikendief, Circus cinerascens. Deze vogel houdt zich bij voorkeur in drooge, met heidekruid en struiken begroeide streken op. Hij broedt niet zelden in de duinpannen en leeft van muizen en andere kleine zoogdieren, vogels, hagedissen en insekten, en ook rooft hij de eijeren van andere vogels uit de nesten. De buik en borst van het mannetje zijn wit met smalle overlangs loopende bruine strepen, en de rug is blaauwachtig grijs van kleur. Soms zelfs wordt het mannetje geheel bruinachtig zwart.