Naar inhoud springen

Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/127

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
115
DE BERGEEND.

bergfluiter, in Noord-Brabant heidetuter, ook heet hij wel drupen. Deze wulp is de grootste onzer inlandsche snippen. De wulpen onderscheiden zich van alle andere snipachtige vogels door een langen, dunnen, opwaarts gebogenen snavel, korte teenen en eenvoudige kleuren. De bek van den wulp is meer dan vijf duim lang en roodachtig grijs van kleur met zwarte punt. Kop en hals zijn rosachtig, de rug is donkerder ros, en de borst en buik zijn wit van kleur. De wulp broedt in onze duinen, blijft daar gedurende den geheelen zomer, en gaat 's winters naar het noorden van Afrika. Hij leeft van insekten en larven, slakken, wormen, garnalen, en eet nu en dan ook bessen. Niet zelden bezoekt de wulp ook moerassen en de slibgronden aan den mond der rivieren. Zijne stem is fluitend, hij laat die vooral 's nachts en op den trek hooren. Hij is zeer schuw en bouwt zijn nest in het hooge gras of tusschen struiken. Het is uit gras en worteltjes van planten gemaakt, en bevat meestal vier zeer groote, groene, met bruine vlekken voorziene eijeren, die zeer lekker van smaak zijn.

Ook eene soort van eend nestelt in onze duinen op eenzame plaatsen, het is de bergeend, Anas tadorna. De bergeend is een zeer fraai gekleurde vogel. De bek is karmozijnrood, de pooten zijn vleeschkleurig, de oogen donkerrood, kop en hals donker glimmend groen, de krop, een ring om den hals, de zijden, buik, rug en stuit, staart en vleugels zijn helder wit, maar de staartpennen hebben zwarte punten, ook de schoudervederen en het midden van borst en buik zijn zwart,