Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/132

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
120
DE GROENE PADDE.

of Bufo vulgaris. Van boven is de groene padde groen of bruinachtig groen van kleur, met bruinroode wratten en drie overlangsche strepen, namelijk twee oranjekleurigen aan weerszijden en een licht gele in het midden; de buik is lichtgrijs aan de zijden en op de pooten ziet men groote donkergroene vlekken. De groene padde heeft geene zwemvliezen tusschen de teenen, en twee harde puntige knobbels onder de voorpooten. Als zij in angst is, perst zij een vocht uit de huidklieren dat als de rook van buskruid riekt. Zij wordt in alle gematigde streken van Europa gevonden, en in ons land, behalve in de duinen, langs den duinkant en in duinpannen, ook in Groningen, Gelderland, Noordbrabant enz. Zij loopt vrij snel zonder springen of huppelen, en klimt ook bij steenen of muren op, door middel van de spitse knobbels harer voorpooten; zij vestigt haar verblijf niet zelden in spleten of gaten van muren, of, bij gebreke daarvan, in holen in den grond of onder steenen. In den nacht gaat zij op buit uit, en vangt insekten, slakken, wormen enz. In Junij, in den paartijd, gaat de groene padde in ondiepe poelen, slooten en andere watertjes om kuit te schieten, waarbij zij tevens haar schel gekwaak laat hooren. Dr. Staring noemt haar de voorjaarsmuziekant van duinen, geestgronden en heiden, zoo als hij de groene kikvorsch, Rana viridis, de eetbare muziekant onzer wateren noemt, wiens gekwaak dikwijls verward wordt met dat van de stinkende padde.

Wel is waar wordt de kleine watersalamander, Triton punctatus, wel dikwijls in het water van slooten of