Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/137

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
125
DE ROOFKEVER. DE BLAAUWE SPRINKHAAN.

even vermeld te hebben dat de roodkleurige roofkever, Staphylinus erythropterus, ook in de duinen voorkomt, en dat, even als in de meeste stilstaande wateren van ons land, ook in het water der duinpannen de zwemmende draaikever, Gyrinua natator, gevonden wordt. Iedereen kent dit kleine glimmend zwarte kevertje, dat in slingerende kringen op de oppervlakte van het water rondzwemt.

Wij gaan nu over tot de regtvleugelige insekten die onze duinen bewonen. Volgens den heer Weijenbergh vinden wij de blaauwe sprinkhaan, Oedipoda coerulescens, veel op de duinen. Onder de halfvleugelige insekten ontmoeten wij een paar soorten van bladluizen, de berkenbladluis, Aphis betulae, op den berk, en de elsenbladluis, Psylla alni, op den els. De laatste behoort eigenlijk tot de plantvlooijen, daar zij pooten heeft die tot springen geschikt zijn. Zij is de grootste onzer inlandsche plantvlooijen, zij is groen van kleur met een roodachtig achterlijf. Op den berberis onzer duinen leeft ook eene bladluis, Rhopalosiphum berberidis, die geel is met een roodachtig borststuk en in groote familiën op die heester woont.

Bevalliger en kleuriger zijn de diertjes die nu aan de beurt zijn, het zijn de vlinders, de kleurige, fladderende bewoners van de bloemenwereld. De eerste die in het vroege voorjaar reeds over de duinen fladdert, is het pieterseliebeestje, Anthocharis cardamines. Dit witje onderscheidt zich van de andere soorten van zijn geslacht door dat de spits der voorvleugels van boven zwart en van onderen groenachtig is, terwijl er