Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/15

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
3
DE DUINEN.

onze duinen niet nog schooner gemaakt konden worden dan zij reeds zijn?

De duinen, zij liggen zoo digt bij het oude Alkmaar, het bloemrijke Haarlem, het grijze Leyden, het vorstelijke 's Gravenhage, zij trekken zoo onweerstaanbaar het oog van ieder die uitstapjes maakt in den omtrek dier steden, of die andere plaatsen bezoekt gelegen aan de zeekust: de zeeuwsche stranden, Scheveningen, Katwijk, Zandvoort, de Helder, Texel of Ameland, dat wij wel mogen vooronderstellen dat er al zeer weinig Nederlanders zijn die niet de duinen gezien en beklommen hebben, en weinigen zeker die geen togtjes naar de duinen hebben gemaakt. En onder hen die het geluk te beurt viel, al is het slechts een enkele maal, de duinen te zien, is er voorzeker niemand die niet getroffen geworden is door het vele schoone en belangwekkende dat de duinen opleveren. Of kent gij haar niet die zandheuvelenrij welker buitenvoet door de golven der Noordzee wordt bespoeld, en welker binnenvoet versierd is met een strook van bosschen, tuinen, weiden en fraaije buitenverblijven? Of zijt gij nooit getroffen geworden, zittende op een duintop, door het gezigt van de ondergaande zon op een zomeravond, of door het zien van de duizende planten en gewassen die op de duinen groeijen, en welker groene en gele en bruine en roode kleuren zoo aangenaam afsteken tegen het witte zand der toppen? Of vindt gij geen genot in eene als doellooze omzwerving op de duinen? Geeft het u geen genoegen neder te zitten op een duintop als de frissche zeewind u het voorhoofd afkoelt, verhit en bezweet door