invloed van het weder blootgesteld is, dikwijls min of meer verweerd is. Aan oude bouwvallen ziet men niet zelden de buitenmuren sterk door de verwering aangetast, terwijl de binnengewelven er nog uitzien of zij voor korten tijd gemetseld waren.
Het groote veld waarop de verwering werkt, bestaat uit rotsen en gesteenten. Doch niet alle gesteenten verweren even gemakkelijk: er zijn er die zeer langen tijd weerstand aan de verwering kunnen bieden, en anderen die snel tot stof vergaan. Dat verschil hangt van onderscheidene oorzaken af, zoo als van de oplosbaarheid der massa in koolzuurhoudend water, van de zamenstelling der gesteenten, van de wijze waarop de voegen en barsten der gesteenten loopen, en van andere omstandigheden. Zijn de gesteenten uit verschillende steensoorten zamengesteld, wat bij voorbeeld bij graniet, syeniet, porfier en anderen het geval is, dan kan het water zelfs in de allerfijnste barsten en scheurtjes dier gesteenten dringen. Iets dergelijks ziet men heel duidelijk en heel dikwijls aan schotels en borden van gewoon wit aardewerk, die lang in de huishouding gebruikt zijn geworden. Het verglaas kreeg door de telkens weer afwisselende koude en hitte eene menigte zeer fijne barsten, zoogenoemde haarbarsten. In die haarbarsten drong water of vochtigheid, en door de kleurende stoffen die er mede vermengd waren, werd er langzamerhand een fijn netwerk van barsten op het tafelbord geschilderd. Zoo gaat het ook met graniet. In het graniet zijn de drie bestanddeelen waaruit dat gesteente bestaat, kwarts, glimmer en feldspaat, wel zeer vast en zonder merkbare