Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/46

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
34
LAGEN DER DUINEN.

De inwendige structuur der duinen, dat is de schikking van hunne zamenstellende deeltjes, is niet, zooals men zou kunnen verwachten, die van een dooreenliggenden, verwarden hoop, maar zij toonen eene groote neiging tot stratificatie of eene ligging in lagen. Dit is uit een geologisch oogpunt zeer belangrijk, omdat het aantoont dat zandsteen zijne ligging in lagen te danken kan hebben aan de werking van wind en water. De oorsprong en het bijzondere karakter dier lagen zijn een gevolg van onderscheidene oorzaken. Een zuidwestewind en een stroom uit het zuidwesten kunnen op een duin eene laag nederleggen van zekere bepaalde kleur en delfstoffelijke zamenstelling, en dit kan opgevolgd worden door een noordwestelijken wind en stroom die deeltjes aanvoeren, verschillend van kleur, zamenstelling en oorsprong. Vooronderstellen wij verder dat een hevige storm het strand bestrooit met zandkorrels van een zeer groote soortelijke zwaarte, en dat hij, nadat het zand droog geworden is, opgevolgd wordt door een zachte bries, dan is het duidelijk dat slechts de ligtere deeltjes opgenomen en naar de duinen gevoerd zullen worden. Als nu na eenigen tijd de wind zich weder verheft, zullen er zwaardere korrels vervoerd en op de eersten nedergelegd worden, en hoe heviger de wind blaast des te grooter zullen de korrels zijn die opwaarts gerold worden. Elk van die afzetsels nu zal eene laag vormen. Vooronderstellen wij dat de storm opgevolgd wordt, nadat het zand droog is geworden, niet door een zachte bries, maar door een wind krachtig genoeg