Naar inhoud springen

Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/54

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
42
KLETTR, KLIT, DÜNE , DUIN.

onze nederlandsche duinen met boomen begroeid zijn geweest tot na den inval der Romeinen in ons land. De oude geographen die onze landstreek beschrijven, spreken van groote bosschen die zich tot aan den rand der zee uitstrekken, doch verstuivende kustduinen worden eerst door de kronykschrijvers der middeneeuwen vermeld, en zoo ver wij weten vermoedden zij dat de duinen slechts dat verwoestende karakter verkregen hadden, ten gevolge van de onvoorzigtigheid en zorgeloosheid van den mensch.

Als de duinen van de nederlandsche en fransche kusten ten tijde van de Romeinen geleken hadden op de bewegelijke zandheuvelen van onze dagen, dan is het onbegrijpelijk hoe zij ontsnapt kunnen zijn aan de opmerkzaamheid van een zoo groot geograaf als Strabo, en niet minder onverklaarbaar zou het volkomene stilzwijgen over die zandheuvelen zijn van Caesar, Ptolemeus, en vooral van den encyclopaedist Plinius.

Het oudnoordsch, de oude taal van de Denen, ofschoon rijk in termen om natuurlijke toestanden en voorwerpen te beschrijven, heeft geen naam voor duinen, en in de ijslandsche literatuur wordt, zoover bekend is, nergens over zandheuvelen op de kust gesproken. De tegenwoordige IJslanders noemen de duinen, als zij over die van Jutland spreken, klettr, dat is heuvel of klip, en het deensche woord klit is uit die bron afkomstig. Ook het woord düne is geen oudgermaansch woord, maar eerst laat in het duitsch ingevoerd. Als men in oude tijden de duinen onderscheiden had van andere heuvels, door de zoo merkwaardige eigenschap van zich te verplaatsen,