van zuilen, maar meestal in dien van stevige muren, genoeg onaangetast liet, om gevaar voor instorting te voorkomen.
Het voorbeeld, door de Romeinen gegeven, werd door de latere volken getrouw nagevolgd, en zoo ging men eeuwen aan eeuwen voort, en werd er een steenmassa uit den berg gehaald, van welker grootte men zich geen denkbeeld kan vormen.
Zoo ging het bij Maastricht, zoo ging het ook bij Valkenburg en verderop in de richting naar Geulem, ten gevolge waarvan in de beide bergen in alle richtingen elkaar kruisende gangen en holen ontstonden, die zich uren ver uitstrekken en een doolhof vormen, waarin alleen zij, die zich er van jongsaf in bewogen, den weg weten te vinden.
Het zijn dus uitgravingen, waarmede wij hier te doen hebben, terwijl een eigenlijke grot steeds door de Natuur gevormd is. Van stalactieten of stalagmieten, die aan de natuurlijke kalksteengrotten zulk een fantastisch voorkomen geven, is alzoo hier geen sprake; 't zijn onderaardsche gangen en niets meer, maar daarom toch niet veel minder merkwaardig.
Reeds nu wij in den namiddag van een heeten zomerdag vóór een der openingen staan, waait ons een koele luchtstroom uit dat donkere hol tegen, en noopt deze ons onze overjassen, voor dit doel medegenomen, aan te trekken, waarvan wij de nuttigheid al zeer spoedig gevoelen.
Het is inderdaad opmerkelijk, dat, terwijl de uitgravingen van den St. Pietersberg alom bekend zijn, men van den Valkenburgschen berg weinig of niets vernam.
Dit zou wellicht het vermoeden doen ontstaan, dat deze van minder beteekenis is. Mag het ook waar zijn dat de onderaardsche gangen van den St.