Naar inhoud springen

Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/102

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

54

en weder anderen het Cerasus japonica noemen. De namen Prunus japonica en Cerasus japonica trouwens kunnen als van gelijke waarde beschouwd worden, daar sommige kruidkundigen den Pruimeboom en den Kerseboom als soorten van één geslacht (Prunus) beschouwen, terwijl anderen de kersen en wat daar direct aan verwant is als een eigen geslacht meenen te moeten aannemen, 't welk men Cerasus heet. Vandaar dat de één van Prunus japonica spreekt, waar de ander Cerasus japonica schrijft, 't Is hier dus weêr even als met de appelen en peren; de lezer doe wat hem 't liefste is in dit geval.

De familie der Amygdaleën, waarvan de Amandelboom (Amygdalus communis) de type is, bestaat slechts uit een drietal geslachten, waarvan alleen Amygdalus en Prunus gerekend worden bij ons bekend, maar dan ook tevens zeer algemeen bekend te zijn, en dat wel inzonderheid als vruchtboomen.

Maar ook, al bevatten deze beide geslachten geene enkele soort, die eetbare vruchten voortbragt, dan nóg zouden ze in aanmerking verdienen te komen om hare fraaije bloemen, en om hare bloemrijkheid tevens.

Het is nu echter eenmaal de gewoonte dat men aan den bloei van boomen of andere planten, die zich door de vruchten jegens ons verdienstelijk maken, geene andere waarde hecht, dan dat deze de voorbode is van een lateren oogst, en men een bloeijenden Appel-, Kerse-, Perzikeboom, enz., mooi vindt, alleen omdat hij een mooi vooruitzigt geeft tegen het najaar.—

Behalve die, welke in de serie der vruchtboomen vallen, komen er echter onder de Amygdaleën ook niet weinige voor, die alléén door hare bloemen waarde voor ons hebben, en daaronder zijn er die werkelijk uitstekend fraai zijn.

Dit is zoowel met sommige Amandel- of Perzik- (Amygdalus)- als met enkele Pruim of Kers- (Prunus)- soorten het geval, en onder deze bekleedt de dubbelbloemige Prunus japonica zeker niet de minste plaats.

Wanneer men een bloeijenden Appelboom en een Pruime- of Kerseboom met elkander vergelijkt, dan trekt het de opmerkzaamheid, hoezeer die op elkaar gelijken, terwijl alleen de kleur der bloemen veelal genoegzaam verschilt om ze op eenigen afstand te herkennen.

Maar ook wanneer men de afzonderlijke bloemen dezer boomen van zeer nabij beziet, valt die overeenkomst in 't oog, zoo zelfs, dat het velen welligt moeijelijk vallen zou te zeggen, waarin ze wezenlijk van elkaar verschillen, daar men toch als vanzelf gevoelt dat noch de witte, rosé of hoog roode kleur der bloemblaadjes, noch dezer grootte op deugdelijk verschil wijzen, immers loopt de grootte, zoowel als de kleur bij de verschillende soorten van Appelen en Peren, als bij de Pruimen en Perziken nog al uiteen.

En toch is hier een karakter te vinden, en zeer gemakkelijk te vinden zelfs, waardoor ze zich zeer kennelijk van elkander onderscheiden; en dat karakter zal gewis wel deugdelijk zijn, daar dat het juist is, 't welk oorzaak is van het in 't oogloopend verschil der vruchten; immers, hoe ligt de leek ook eene appel- of perebloem met die van een pruime- of perzike- of kerseboom zou kunnen verwisselen, in de vruchten zal zelfs een klein kind zich met geene mogelijkheid vergissen.

Beide, de bloemen van den Appel- en van den Kerseboom, hebben, benevens een vijf-