Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/126

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

70

Deze beide soorten Rh. hirsutum en Rh. ferrugineum, kunnen dan ook wel als de eerste van dit geslacht beschouwd worden, die in de tuinen gekweekt werden, gene reeds in 't midden der 16de eeuw, terwijl de andere omstreeks eene eeuw later in de tuinen ingevoerd werd.

Toch treft men deze beide lieve heestertjes, die niet veel meer dan een voet of drie hoogte bereiken en zich sterk in de breedte ontwikkelen, veel te weinig in de tuinen aan; hetwelk misschien gedeeltelijk is toe te schrijven aan de bij velen gevestigde meening, als zouden ze niet, of althans niet lang, in 't leven te houden zijn. Als men zich slechts de moeite geven wil ze in een goeden grond te planten, waarover aanstonds nader, dan groeijen ze goed niet alleen, maar bloeijen prachtig.

Hetzelfde is het geval met de tegen 't laatst der 18de eeuw uit Siberië ingevoerde Daurische Rh. (Rh. dauricum), die reeds in Maart en April, en dikwerf nog eens tegen 't najaar bloeit.

Ik kan hier echter, hoe gaarne ik 't wenschte, geen overzigt geven van al de verschillende gekweekte soorten—aanbevelenswaardig zonder onderscheid—van dit prachtige geslacht, welk getal in de laatste vijftig jaren aanzienlijke uitbreiding onderging. Immers in 1818, toen Rob. Sweet zijn Hortus suburbanus Londinensis uitgaf, in welk werk men gerustelijk aannemen kan dat al de toen in de tuinen voorkomende soorten vermeld zijn, is dit getal tot vijftien beperkt, hetwelk thans zeker tot minstens zestig gestegen is, waartoe vooral de reizen van den jongen Hooker in het Himalaya-gebergte, die de tuinen met een aantal inzonderheid zeer grootbloemige soorten verrijkte, aanzienlijk hebben bijgedragen.

Maar dat aantal soorten beteekent letterlijk niets bij het legio bastaarden of hybriden, onder de handen der kweekers, door kruising van verschillende soorten of verscheidenheden, ontstaan, en welk aantal zoo groot is, dat het, evenmin als dat der Rozen, door iemand met juistheid is op te geven, terwijl het nog jaarlijks met nieuwe vermeerderd wordt.

't Is er echter verre af, dat die alle tegen ons klimaat bestand zouden zijn; integendeel, vele, en inzonderheid die van Indischen oorsprong, kunnen alleen dienen om in den winter onze koude kassen of kamers op te sieren. Het getal van die, welke onze winters goed doorstaan, is echter zóó groot, en de keuze zóó ruim, dat in dit opzigt tegenwoordig letterlijk niets te wenschen overblijft.

Was het aantal verscheidenheden en bastaarden, die voor den open grond geschikt waren, reeds voor ettelijke jaren niet onaanzienlijk te noemen, inzonderheid in de laatste jaren breidde zich dit zeer uit, en, waren vroeger de paarse bloemen,—hoewel ook daarin veel verscheidenheid voorkwam, zoo wel wat de grootte der bloemen als wat de kleur betrof, die genoegzaam tot zuiver wit ging—de heerschende, thans kent men ze ook met roode bloemen en dat wel in alle nuanceeringen.

Ofschoon men wel aannemen mag dat daarbij ook enkele andere soorten in 't spel zullen gekomen zijn, zijn het toch inzonderheid de Pontische Rh. met hare paarse bloemen in verschillende schakeeringen en de Indische Rh. (Rh. arboreum) met hare donker karmijnroode bloemen, die als de bronnen moeten beschouwd worden, waaruit die latere nieuwere hybriden zijn ontsproten. Door kunstmatige bevruchting van deze soorten met elkander, en door voortgezette hybridisatie, slaagde men er in een eigenaardig ras van Rhododendrons voort te brengen,