Naar inhoud springen

Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/203

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

DICTAMNUS FRAXINELLAPers.

Nat. familie:

DIOSMEÆ.

Klasse en Orde van LINNÆUS:

DECANDRIA MONOGYNIA (Tienmannige-Eénwijvige)[1].

 

 

Deze sierlijke vaste of overblijvende plant, ook wel Esschekruid genoemd, hoewel deze, overigens niet slecht gekozen, Nederlandsche benaming niet veel gebezigd wordt, is allezins waard in de tuinen, ook van partikulieren, gezien te worden, waarin zij echter over algemeen slechts spaarzaam voorkomt.

Van dit geslacht worden behalve deze, nog slechts een paar soorten vermeld, die echter, zoover mij bekend is, niet of althans niet dan zeer plaatselijk in de Europeesche tuinen aangetroffen worden, waarom ik die hier dan ook stilzwijgend kan voorbijgaan, en dat te meer, daar ze in schoonheid der bloemen voor de hier afgebeelde en van ouds bekende onderdoen.

Ik zeg van ouds bekende, immers, eene plant die in sommige gedeelten van Midden- en in Zuid- Europa oorspronkelijk groeijende gevonden wordt, die zich bovendien door haren sierlijken bloei zoozeer onderscheidt, moest wel in de tuinen als burgeres gehuldigd worden, van het oogenblik af dat men in dit gedeelte van ons werelddeel ook díe planten verzamelde, welke niet direct tot de voedingsgewassen behoorden of geene toen algemeen aangewende geneesmiddelen leverden, en zoo vindt men dan ook de Fraxinella reeds vermeld als tegen het einde der 16de eeuw onder de tuinplanten opgenomen. Trouwens, deze plant behoorde lang ook onder de geneeskrachtige en wordt zelfs thans hier en daar nog wel daaronder gerangschikt.


  1. Zie de noten onder bladz. 17 en 65.
31