Naar inhoud springen

Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/221

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

ERYTHRONIUM DENS CANISLinn.

Nat. familie:

LILIACEÆ.

Klasse en Orde van LINNÆUS:

HEXANDRIA MONOGYNIA (Zesmannige-Eénwijvige)[1].

 

 

Wanneer de eerste dagen van April, gelijk dat thans het geval was, zonnig en zacht waren, dan komen spoedig een groot aantal vroege voorjaarsboden, als door een tooverwoord opgeroepen, uit de aarde te voorschijn.

De Sneeuwklokjes (Galanthus nivalis), de Winter-Akoniet (Eranthis hyemalis), de straks besproken Nieswortel hebben reeds tegen 't midden dezer maand uitgebloeid. Het hoogtij' dezer sierlijke voorboden van Flora valt in een tijd van sneeuw en hagel, van storm en Noordewind, en als 't mooi weêr wordt leggen zij haar feestkleed af, ja gaan de beide eerste weldra haren langen rusttijd te gemoet. Ze verslapen den zomer, om ons oog weer te verkwikken, ons gemoed te vervrolijken, als de barre winter ons nog ontstemt en we verlangend naar iets liefs, iets teeders, iets vriendelijks uitzien, gelijk de bloemen, en inzonderheid die eerstelingen, lief en teeder en vriendelijk zijn bij uitnemendheid.

Zijn háre bloemblaadjes verwelkt, hangen de steeltjes thans onopgemerkt tusschen de nu volkomen ontwikkelde bladeren in, zoodat men die, welke tusschen het thans frisscher groene en reeds opschietende gras staan, daarin maar naauwelijks meer kan onderscheiden, dan zijn een aantal andere dáár, als 't ware een wedstrijd aangaande wie de liefste, de teederste is, wie het vriendelijkste voorkomen heeft.

Wie zich hiervan wil overtuigen en tevens een regt aangenaam en verkwikkend uur wil doorbrengen, bezoeke tegen half April eene dier kweekerijën, waar men zich inzonderheid bezig houdt met de kultuur van zoogenoemde bol- en knolgewassen.


  1. Zie de noot onder blz. 37.
34