PÆONIA MOUTANSims.
Nat. familie:
RANUNCULACEÆ.
Klasse en Orde van LINNÆUS:
POLYANDRIA DIGYNIA (Veelmannige-Tweewijvige)[1]
Toen ik boven over het geslacht Pæonia sprak, merkte ik op, dat men voornamelijk tweeërlei Pioenen onderscheidt, namelijk kruid- en heesterachtige. Dat het getal kruidachtige soorten zeer talrijk is, waarbij nog een grooter aantal verscheidenheden en hybriden komen, heb ik toen ook reeds gezegd; ook het getal heesterachtige is zeer groot, niet echter het aantal soorten; dit is integendeel zoo beperkt als het maar wezen kan, en bepaalt zich tot ééne enkele, maar de variëteiten en hybriden daarvan zijn zóó talrijk, dat het onmogelijk te bepalen zou zijn, teminder daar het aan geen twijfel onderhevig is, dat er in het vaderland dezer plant nog vele voorkomen die wij niet kennen.
Aan de algemeene beschrijving van de bloem der Pæonia heb ik, deze soort betreffende, nog maar alleen dit toe te voegen, dat de stampers ook hier in aantal afwisselen en er doorgaans meer dan twee aanwezig zijn, wat men, lettende op de orde der Digynia, waartoe deze plant in het sexuëele stelsel gebragt is, niet vermoeden zou; en bovendien dat deze organen tijdens den bloei als 't ware in een groenen koker besloten zitten, die van boven open is, zoodat de bruine topgedeelten, de stempels, daar even boven uitsteken.
Dit groene omhulsel der vruchtbeginsels is karakteristiek voor de heesterachtige Pioenen en ontbreekt bij de kruidachtige. Het wordt beschouwd als eene kroesvormige schijf of discus,
- ↑ Zie het hieromtrent medegedeelde bij plaat 46, bladz. 181 en volg.