Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/72

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

34


Dit beweren is geheel en al toepasselijk op de prachtige Lisch-bloem, waarmede wij ons thans bezig houden, gelijk het evenzeer van toepassing zou zijn op een aantal soorten uit dit prachtige plantengeslacht, hetwelk zóóveel verscheidenheid en rijkdom van kleuren in de bloemen oplevert, dat er in de vergelijking met die van den regenboog zelf geen zweem van overdrijving te vinden is.

Reeds bij de Ouden stond de Iris dan ook hoog aangeschreven; want niet alleen dat men hare veelkleurige bloemen met den regenboog vergeleek[1], maar ook de lieftallige hemelbode van Juno draagt denzelfden naam. Intusschen heeft men als de Lisch der Mythologie inzonderheid de schoone welriekende Lischbloem (Iris odoratissima) te beschouwen, die niet alleen in Italië oorspronkelijk groeijende gevonden, maar tevens, om de welriekende wortels, aldaar in 't groot gekweekt en als handelsartikel verzonden wordt.

"Was aan Mercurius, de bode van Zeus, de taak opgedragen om de zielen der gestorvene mannen naar het oord harer bestemming te voeren, evenzoo was door Juno dezelfde opdragt aan Iris gedaan, wat betreft de zielen der vrouwen.

"Dit mag welligt de oorzaak zijn dat zelfs nog tegenwoordig in Griekenland de gewoonte heerscht om Lischbloemen op de graven van afgestorvene vrienden of bloedverwanten te planten; immert Sibthorp vond overal de Welriekende Lisch op de Grieksche kerkhoven aangeplant"[2].

Het geslacht Iris is zeer uitgebreid; immers het aantal tegenwoordig bekende soorten kan gerustelijk op honderd dertig geschat worden, die over het gematigd gedeelte van het Noordelijk halfrond verspreid voorkomen, terwijl enkele ervan zelfs tot vrij digt nabij de pool naderen.

Terwijl in Koch's Taschenbuch der Deutschen und Schweizer Flora een dertiental als in Duitschland en de aangrenzende landstreken wild groeijende vermeld worden, kunnen er niet meer dan drie als ook aan ons land toebehoorende worden beschouwd, van welke de bekende gele Lisch (Iris Pseudacorus) het meest algemeen is, en schier over ons geheele land verspreid, zeer menigvuldig aan de waterkanten wordt aangetroffen.

Zeker, de gele Lisch verliest het, wat de kleur harer bloemen betreft, tegen verreweg de meeste harer geslachtgenooten; maar toch valt het niet te ontkennen, dat het een onzer fraaiste inlandsche planten is, die de kanten onzer vijvers en vaarten tot een waar sieraad verstrekt, zoowel door hare lange, zwaardvormige bladeren als hare groote, gele bloemen.

Wanneer men de Lischbloem—onverschillig van welke soort, want, wat de vorm der bloemdeelen betreft, komen ze alle op 't zelfde neêr, al zijn de bloemen van de ééne ook veel


  1. Ook de regenboog heet bij de Romeinen Iris.
  2. Dr. J.H. Dierbach, Flora Mythologica, S. 133, 134.—De schrijver voegt er als noot de volgende opmerking bij, die, ze moge streng genomen niet tot ons onderwerp behooren, toch hier niet geheel misplaatst zal zijn.
    „Hoe veel schooner was de fantasie der Ouden, met betrekking tot den dood, dan die der tegenwoordige Europeanen, die gewoon zijn zich dien als een afschrikwekkend geraamte met zeis en zandlooper voor te stellen. Wanneer een kind sterft, vangt de lieftallige Eos of Aurora het op in haren schoot, om het naar het verblijf der zaligen te voeren; ontslaapt een volwassen persoon, zoo verschijnt Mercurius of de vriendelijke Iris en voert de ziel des afgestorvenen, over den schitterenden regenboog, naar het verblijf van den eeuwigen vrede."