Pagina:WitteHeinrichWandelBennekom1902.djvu/102

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
75
NAAR WAGENINGEN.

gaan we linksom, altijd den breeden weg houdende, langs een hier alleen staande boerderij.

Hier komt men reeds tot de overtuiging dat deze landstreek een heel ander karakter heeft dan die ten Oosten van den grooten weg, welk karakter sprekender uitkomt naarmate wij verder gaan.

Straks komen we weer aan een buiging van den weg naar links, waar de Groenesteeg in de Kielkampsche steeg overgaat, om bijna onmiddellijk daarop weer naar rechts om te buigen.

Er valt van dezen eenzamen weg, meest tusschen weilanden door, niets te zeggen, dan dat hij zeer landelijk is, en gaandeweg meer aan de Hollandsche vlakten dan aan het Geldersche heuvelland herinnert.

Een goed eind verder wordt hij door een anderen weg rechthoekig gesneden; dit is de Bornsche steeg, die in Zuidelijke richting ook naar Wageningen loopt, maar in een achterwijk aldaar uitkomt; we gaan hem voorbij en komen, aan het einde der Plassteeg (zoo heet het laatste gedeelte van dezen rechten weg) aan een brug over een tamelijk breed water, de Dijkgraaf. Hier slaan we natuurlijk linksom.

De wandeling langs de Dijkgraaf biedt meer afwisseling dan men van zulk een langen landweg zou verwachten. Vooreerst heeft men hier water, wat we in lang niet gezien hebben; immers in de hooge Oostelijke streek is daarvan absoluut geen sprake. De pomp uitgezonderd, is Bennekom zoo goed als waterloos. Dan, links en rechts, maar inzonderheid ter rechterzijde, uitgestrekte, frisch groene weilanden, die men allicht hier niet zou zoeken, omzoomd en deels afgewisseld met wilgen en elzenboschjes, en tot achtergrond daarvan den in 't groen gehulden berg, die bij de Grebbe plot-