Pagina:WitteHeinrichWandelBennekom1902.djvu/131

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
102
BOSCHBEEK EN KWADENOORD.

aan de linkerzijde, terwjjl het karrespoor nauwelijks tusschen die hooge heidestruiken herkenbaar is. Maar wij kunnen hier een voetpad onmiddellijk langs het bosch houden, wijl dat een weinig verder weer op het karrespoor uitkomt.

Spoedig komen we aan het einde van het bosch, op de open vlakte, waar een voetpaadje rechtsaf gaat. Dit volgen wij, en wij zien reeds terstond aan het tusschen verschillende hooge boomen alleenstaande huis, dat wij het doel van onzen tocht, Boschbeek, bereikt hebben.

Boschbeek is geen dorp, zelfs geen gehucht, maar een kleine hoeve, het overschot van een vroeger daar ondernomen landbouw-exploitatie. 't Is wel jammer dat de voortzetting daarvan op eenigszins ruime schaal niet wel mogelijk scheen, maar die idyllische plek heeft daarom toch niets van hare aantrekkelijkheid verloren.

Wij hebben reeds vroeger gezegd, dat we ons hier niet met bespiegelende beschouwingen kunnen inlaten. Een wegwijzer willen we zijn en niets meer, hen, die ons volgen, in hunne waardeering der schoonheid van het landschap volkomen vrij latende.

Dit kunnen we echter wel zeggen, dat de omgeving hier in verschillende richtingen zoo "malerisch" is, dat een landschapschilder in verzoeking zal komen zich eenige dagen in die zeker niet lucratieve huizinge te nestelen.

Boschbeek ontleent zijn naam aan de vrij breede Molenbeek, die niet ver ten Noorden van den spoorweg ontspringt, onder dezen doorloopt, zich, voorbij Boschbeek, door Kwadenoord, langs den Keijenberg naar Oranje-Nassau's-oord voortzet, en verderop in den Rijn afvloeit, na onderweg meerdere kleine beken opgevangen te hebben.

De oorsprong van een dezer laatsten zien wij in een zeer diepen kloof, vlak bij het huisje.