Pagina:WitteHeinrichWandelBennekom1902.djvu/133

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
104
BOSCHBEEK EN KWADENOORD.

en nu we ons daarheen begeven, zien we daar alweer een andere beek ontspringen, die zich spoedig met de grootere vereenigt.

Wij merkten op dat we eigenlijk met deze brug niets te maken hebben; daarom gaan we weer terug, en volgen den breeden zandweg die nu vóór ons ligt, en die spoedig rechtsom buigt. We staan hier op een schilderachtige woeste plek, met hooge dennenbosschen ter linkerzijde en door akkermaalshout aan de rechterzijde begrensd. Spoedig geeft een opening in die bosschen een vrij gezicht op de hooger oprijzende Renkumsche heide, juist tegenover een door de beek bewogen korenmolen.

Wij houden den weg rechtuit en gaan dus een breeden boschweg, die er in schuine richting van afwijkt, voorbij. De weg dien wij volgen loopt slingerend langs den voet van een vrij aanzienlijke met een zwaar dennenbosch bezette hoogte.

Weldra komen we weer aan de Molenbeek, die we een poos uit het oog verloren hadden. Terzijde van den breeden weg zien we hier een zeer aantrekkelijk wandelpad, dat ons, na het zonnige eind 't welk wij van Boschbeek af achter den rug hebben, zeker niet onwelkom is.

Een goed eind verder komt deze weg op den Arnhemschen grintweg uit, en wel in een fraaie, dichte laan, die door het uitgestrekte landgoed Keijenberg loopt.

Hiermede is eigenlijk onze voorgenomen wandeling ten einde, maar wij zijn daarom nog bij lange na niet thuis.

De kortste weg om naar Bennekom terug te keeren is zeker linksom den grintweg rechtuit tot aan het dorp.

Maar dan moeten we bij Ooster-Eng tegen een niet