Pagina:WitteHeinrichWandelBennekom1902.djvu/56

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
33
SELTERSKAMP EN DE PEMBROEKBANK.

en, wat verder, op de hoogte der straks vermelde hoeve, die we op eenigen afstand, over het lage houtgewas, aan onze rechter zijde zien, gaan we, juist waar het pad een kleine wending rechts maakt, in schuine richting links over een karrespoor het bosch in, en komen dan, na enkele schreden, op een breeden, ruwen maar mooien boschweg uit.

Dit is de Buurtweg, dien we, altijd dezelfde richting houdende, nu volgen.

Hij loopt wel in dezelfde richting van het pad langs den zoom van het bosch, maar toch veel meer in de Zuidwestelijke, tot hij zich eindelijk ombuigt vlak naar het Zuiden en, een weinig verder, op den Arnhemschen grintweg uitkomt, juist op de plaats waar, aan den anderen kant van dezen weg, een bank staat.

Maar wij volgen hem niet zoover. Even voorbij de bocht bemerken we een beukenlaan. Deze komt wel is waar niet direct op den Buurtweg uit, maar met een paar schreden tusschen de boomen door zijn wij er.

Nu we aan het begin (eigenlijk het einde) dezer laan staan, zien we dat we ons tevens bevinden aan het begin van een langen, zeer mooien boschweg aan onze rechterzijde, dus in Noordelijke richting. Waren we straks niet van het rechte wandelpad afgeweken, om het bosch in te gaan, en hadden we dat pad blijven volgen, dan waren we aan het andere einde langs dezen boschweg gegaan, en hadden we hem kunnen inslaan om op dezelfde plek terecht te komen, 't Is de Oostelijke grens van den Hullenberg, van welk landgoed, dat we op een volgende wandeling nader zullen leeren kennen, de laan die we nu afgaan de Zuidelijke grens is.

Deze laan volgende, hebben we dus den hooger liggenden Hullenberg rechts, terwijl zich aan de linker-