Pagina:WitteHeinrichWandelBennekom1902.djvu/75

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
50
DE SCHIETPLAATS.

Met dezen weg hebben wij nu niets te maken; we gaan hem dus in de schuinte dwars over en komen dan op een niet zeer breeden karreweg langs Zuider-Eng, die spoedig rechtsom buigt.

En nu kan een kind den weg verder vinden, want we hebben slechts rechtuit dezen zandweg te volgen.

Bij een huisje zouden we wel rechtuit een boschpad willen ingaan, het is het Papenpad, maar dan zouden we verkeerd terecht komen; we houden steeds den daar een weinig rechts afwijkenden zandweg, hier de Zoomweg heetende, wijl hij langs den zoom van het bosch gaat, tot we, een weinig rechts afgegaan zijnde, aan den weg een paal zien staan, aan welks top we het woord "bank" lezen.

De paal staat namelijk aan den hoek van een zijpad, en aan het einde daarvan, links af, zien we over een kleine vlakte, in de schaduw van Dennen, de bank staan.

Het is slechts een zeer kleine afwijking van den weg, en we zijn te vreden dien wenk gevolgd te hebben. Het blijkt toch nu dat wij zoo ongemerkt al een aardig eindje hooger zijn gekomen, en dat hier een fraai panorama vóór ons uitgestrekt ligt. Links de villa's Mariënhof en Wester-Eng, half uit het groen te voorschijn komende, terwijl verderop de torenspits boven het geboomte uitsteekt. Een uitgestrekte glooiende vlakte, meest roggevelden vóór ons, terwijl midden daarin een half tusschen groen verscholen huisje het schilderachtige van 't geheel verhoogt.

Men behoeft dan ook juist niet moê te zijn, om eenige oogenblikken op die bank zich met dit fraaie, echt landelijk vergezicht te vermeien.

We keeren, na dit aangename toegiftje op onze wandeling genoten te hebben, naar den zandweg terug en