Naar inhoud springen

Pagina:WitteHeinrich DriekleurigeViooltje1875.djvu/107

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
89
IN DE „NEUE WELT.”


alleen tot hem gericht, zeggende: „ik heb uwe moeder beloofd, u steeds gade te zullen slaan; ik heb u gevolgd bij al uw handelingen; ik heb u gevolgd tot hiertoe. Thans, nu gij op het punt staat de plechtige belofte, bij 't afscheidnemen aan haar, die thuis om u treurt en lijdt, gedaan, te schenden, thans is 't mijn tijd om u toe te roepen: „Geen stap verder, of 't gaat over het lijk uwer moeder, en gij stort niet alleen u zelven, maar, met u, ook anderen in 't verderf."—

Noem 't toeval, Lezer, het zij zoo, maar dan is het toch zoo'n buitengewoon toeval niet, dat in dit perk Viooltjes er één stond met zwarte bloempjes, die op elk der beide zijdelingsche bloemblaadjes een witte vlek, een wit oog hadden, juist zooals die, waarvan hij er, bij zijn vertrek uit het ouderlijk huis, een paar in zijn knoopsgat had gestoken, en die hij ook nu nog bezat. Ze lagen in een zijner boeken, maar in welk, dit wist hij niet meer.

Toen had hij tot zichzelven gezegd: „'t Zijn toch in elk geval maar bloemen." Ze zagen hem niet aan, zooals ze zijn moeder aanzagen; veel minder spraken ze toen tot hem, zooals tot haar. Hij had