Pagina:WitteHeinrich DriekleurigeViooltje1875.djvu/111

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
93
IN DE „NEUE WELT.”


geenen deele compromitteeren; wèl daarentegen met van zijn onbeleefd gedrag—en onbeleefd was en bleef het, onverschillig wie 't gold—geenerlei verklaring te geven.—

Vreemd zag hij echter op, toen hij den volgenden dag, even vóórdat hij de Machinenhalle zou verlaten, werd aangesproken door een kleinen jongen, die hem een brief overhandigde, tegelijkertijd wijzende naar een dame, welke zich op een dertigtal schreden afstands bevond. Zoodra hij haar zag en herkende, overtoog een donkere blos zijn gelaat, maar hij was nog niet van zijn verwondering bekomen, toen die dame reeds, na hem uit de verte gegroet te hebben, tusschen de bezoekers verdwenen was.

En Ernst...? Hij dacht er zelfs niet aan haar te volgen. Het besluit, gisteren avond genomen, stond te vast, dan dat hij daarvan zoo spoedig zou afwijken.

Ja, hij vermoedde wel wat die brief zou behelzen. Hij behoefde hem niet eens te lezen; hij wilde hem zelfs niet lezen. Hij was wrevelig en misnoegd op zich zelven. Hij had zich dan toch vergist; ze was niet beter dan al die anderen. Wat gaf hem