Pagina:WitteHeinrich DriekleurigeViooltje1875.djvu/136

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
118
ANNA.


een weldaad bewezen, die wij u nimmer zullen kunnen vergelden, maar waarvoor ge belooning zult vinden in de overtuiging, dat gij 't waart, van wien de Voorzienigheid zich bediende om haar te redden, en dat wel door tegelijk u de oogen te openen voor het groote gevaar, waaraan gij u zelven blootsteldet. 't ls waar, zoo eindigde hij, op het bloemperkje wijzende, die Viooltjes zijn maar bloempjes;.... toch lichten voor sommigen uit die helderwitte oogjes de oogen der Voorzienigheid.—

Hij plukte er een paar af en stak ze in zijn knoopsgat, met het doel om ze te drogen, en ze daarna in een brief aan zijn zuster te zenden, in welken hij echter van deze bijzonderheden niet wilde reppen. Ze konden mogelijk in 't vervolg ook haar talisman zijn.

Mevrouw Stolman was, toen ze hem daarmede iets later zag binnen komen, met die vereering harer lievelingsbloemen niet weinig in haar schik. Ze was echter ver van te vermoeden, wat daartoe aanleiding had gegeven.

 

Een paar dagen later ontving Fritz een brief uit Gratz, van zijne moeder, waarin zij hem meldde, dat