Pagina:WitteHeinrich DriekleurigeViooltje1875.djvu/144

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
126
EEN HOOFDSTUK ALS TOEGIFT.

stilstaan, als is 't ook maar een oogenblik, om haar den tol uwer bewondering te betalen.

En toch dwingt ze eigenlijk uw bewondering niet af; ze steekt niet boven andere uit; ze lokt u niet door gloeiende kleuren, die in 't zonlicht glinsteren; ze ademt u niet geurig tegen;—de hoofdkleur harer bloemen is meestal donkerblauw, en ze zijn volkomen reukeloos.

Vaak komt men in verzoeking om zulk een plant voorzichtig uit het zand op te nemen. Voorzichtig en met een kluitje, dan zal men het wel kunnen overplanten. Ja wel! Met een „kluitje" droog zand!—Maar ook al was de grond meer samenhangend, dan nog zou 't niet gelukken; want, als men ze heeft opgenomen, bespeurt men dat ze, hoe krachtig ook boven den grond ontwikkeld, slechts weinig schrale worteltjes heeft.

Hoe komt die plant aan het noodige voedsel, met zoo weinig wortels en dan nog wel in het schrale zand?—

Wèl mag men dat vragen; ook ik verwonderde mij vaak daarover. Intusschen, ze is hier geheel thuis; ze is hier in haar element, en blijkbaar behoeft ze