Pagina:WitteHeinrich DriekleurigeViooltje1875.djvu/35

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
17
OP DE HEI.

bloemen, 't zijn bloemen maar, anders niet!"

Waarom, wanneer de bloemen ons aanzien als wilden ze ons toespreken, spoedig de oogen stijf toegeknepen en de ooren dichtgestopt, om toch vooral niets te zien, geen toontje op te vangen, dat maar eenigszins aan onze verbeelding voedsel zou kunnen geven?

De bloemen hebben ons inderdaad wel eens wat te vertellen, als men maar naar haar wil luisteren, en altijd is dat iets liefelijks.

Zoo ook thans.

Opmerkelijk; ik, die daareven gevoelig werd, omdat 't gezang der vogels voor mij verloren ging; die den lieven kleinen onthep, wijl ik te doof ben om zelfs maar 't geluid der kinderstemmetjes te hooren, veel minder te verstaan wat deze zeggen, ik hoor en versta thans die kleine bloempjes!

 

Men heeft meermalen zijn verwondering geuit over mijn opgewektheid; hier hebt ge den sleutel van een klein vakje mijner ziel, waarin ik een goede dosis opgewektheid bewaar.

Ik vernam op dien schemeravond van het drie-