Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/123

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
107
MET DEN TIJD MEÊ.

nooit zullen wenschen, dan zouden ze daartoe een heel eind terug moeten gaan.

Dit is nu in alle mogelijke opzichten even waar. Het is waar op het gebied der verstandelijke ontwikkeling, 't is waar ook op financiëel gebied, op dat van nijverheid of kunst of wat men maar wil.

Algemeene achteruitgang is onbestaanbaar met de wet die het heelal beheerscht; bijzondere achteruitgang is vaak noodzakelijk om algemeenen vóóruitgang te bevorderen, en hetzelfde is met individuëelen achteruitgang het geval; duizenden moeten soms vallen in het belang van millioenen; de achteruitgang, de opoffering in geestelijken en stoffelijken zin van enkelen, is dikwijls nuttig voor velen.

Tot op zekere hoogte echter is het den mensch gegeven er voor te zorgen dat juist niet hij dit offer zij.

Velen echter weten dit niet, bedenken het niet of begrijpen het niet; ze blijven met het leukst mogelijke gezicht staan, zich er niet om bekommerende of anderen hen ver vooruit ijlen.

— „Ik ben hier ver genoeg; daar ginder is voor mij toch geen heil meer te halen; 't mag wat anders wezen, maar beter is het zeker niet, en ik geef den brui van al die nieuwigheden". —

Stilstaan dus; maar stilstaan is achteruitgaan, en toch pretendeeren juist dezen vaak—en ze gelooven het zelven inderdaad—dat ze tot het eerste gelid behooren en blijven behooren.

Zelfbedrog, waarmeê ze wel ook enkele onnoozelen, die niet verder zien dan zij zelven, om den tuin kunnen leiden, maar dat den meesten een glimlach afperst.

 

Niet alle industrieën of vakken van kunst of wetenschap