Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/184

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
168
»HEER" EN »BAAS".

zijn leering, terwijl deze zeer bekwaam bleek te zijn voor het zorgvuldig onderhouden van de plaats.

Hij was een goed, zelfs een braaf man, en zoowel de heer Z. als diens vrouw en kinderen hielden veel van hem, gelijk hij wederkeerig blijkbaar spoedig aan de familie gehecht werd, die het trouwens niet aan kleine attenties—soms zelfs vrij groote voor het gezin van den baas—liet ontbreken.

Toch kon het voor den heer Z. niet lang onopgemerkt blijven dat zijn baas één gebrek had, dat juist nu en dan nog al lastig was, en zelfs, zoo hij met een minder meegaand en stijver op zijn stuk staand „heer" had te doen gehad, aanleiding tot conflicten zou hebben kunnen geven, die voor beide partijen zeker zeer onaangenaam zouden geweest zijn.

Hij was namelijk eigenwijs, en, 't geen een natuurlijk gevolg daarvan was, erg eigenzinnig.

Voor zoover dit nu op groententeelt of op tuinwerk in het algemeen betrekking had, was dit te begrijpen en tot op zekere hoogte te billijken, maar hij was het in álle opzichten, hij was het ook waar het de behandeling betrof van planten, van welker behandeling hij, toen hij bij den heer Z. in dienst trad, niets wist, die hij niet alleen niet kende bij naam, maar die hem meerendeels ook op 't gezicht volkomen onbekend waren.

Tuinman geboren, om het zoo eens uit te drukken, en een vrij goede opmerkingsgave bezittende, had hij den heer Z. spoedig verscheidene handgrepen afgezien, of uit hun gesprekken zooveel opgevangen, dat hij zich kon redden, en het was juist daarheen dat de heer Z. het wilde hebben; maar deze keek soms op of hij het te Keulen hoorde donderen, wanneer zijn baas nu en dan wijsheden over de behandeling van sommige planten verkocht, die kant noch wal hielden, en dan, als de andere hem het onjuiste daarvan wilde doen