Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/188

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
172
»HEER" EN »BAAS".

— Hoe 't mogelijk is begrijp ik eigenlijk zelf niet goed, maar waar is het, en de vent kan nu voor mijn part naar den duivel loopen; mogelijk komt hij daar beter naar zijn zin te recht.

— Nu, nu, Henri; 't zal nog wel zoo'n vaart niet nemen. Ik houd 't er voor dat je allebei boos geweest zijt en dus allebei een beetje ongelijk hebt gehad; je zult je nog wel eens goed bedenken eer je hem laat gaan.

— Ik behoef mij niet te bedenken, want ik ben het niet die hem zijn congé geef, maar hij neemt het eenvoudig, en hij doet dit op zulk een manier, dat ik hem wel aan zijn woord zou moeten houden, ook al kwam hij me nog zoo nederig vertellen dat hij zich vergaloppeerd had en nu wel weer wilde blijven. Hij zei me positief dat hij ging en hij zal nu ook gaan.

— Maar wat is er dan eigenlijk gebeurd?

— 't Is zijn vervloekte eigenwijsheid of liever waanwijsheid, die hem parten gespeeld heeft, welke hem zeker slecht genoeg zullen kunnen opbreken. Maar dat is zijn zaak; ik ben overtuigd dat hij hier altijd goed behandeld is; laat hem nu maar eens wat ondervinding ook bij anderen gaan opdoen, dan spreken we elkaar nader.

— Maar vertel me dan toch eens. ....

— Dit was ik al van plan. Je weet dat ik reeds als jongen veel liefhebberij in planten had, zoodat mijn vader zelfs moeite genoeg heeft gehad om mij te doen begrijpen dat ik den tuinbouw niet als beroep behoefde uit te oefenen, daar ik later toch wel gelegenheid genoeg zou vinden om mij met planten bezig te houden. Dit nam niet weg dat ik mij toch onafgebroken op plantencultuur toelegde, en, daar ik begreep dat eenig begrip van plantkunde hierbij nuttig moest zijn, hield ik mij ook een jaar of drie ernstig met de studie daarvan