bezig, zoodat ik later ook botanische boeken met vrucht kon lezen. Dit bleef voor mij echter bijzaak, het planten kweeken en verzorgen hoofdzaak, en inzonderheid had ik steeds zwak voor die, welke meer zorg vereischen en in een warme of koude kas of wel in bakken gekweekt worden.
Dit alles weet je even goed als ik het je kan zeggen, maar ik wilde het toch even in herinnering brengen.
Ook weet je dat mijn liefhebberij pas een ruimer vlucht kon nemen nadat we hier zijn gaan wonen. Ik bezocht goede kweekerijen, sprak veel over cultuur en keek nog meer af; ik las degelijke boeken en leerde hetgeen anderen mededeelen zooveel mogelijk in toepassing brengen.
Nu spreekt het toch immers wel vanzelf, dat ik op deze wijze kennis moest krijgen van de planten waarmede ik mij bezig hield en van hare behoeften, en dat ik daartoe zelfs veel ruimere gelegenheid had dan menigeen die als kweeker werd opgeleid, terwijl ik van die gelegenheid nuttiger gebruik maakte, wijl het zuiver lust en ambitie was waardoor ik gedreven werd.
Toen Dringer hier kwam, wist hij van de behandeling van maar eenigszins teere planten niets af, letterlijk niets; hij kende er maar enkelen op 't gezicht, bij naam eigenlijk geen een, want de naam dien hij gebruikte was klinkklare onzin.
Ik nam dit niet kwalijk, want was hij al op een buitenplaats opgevoed en opgeleid, daar, dit wist ik vooraf, had hij geen gelegenheid gehad om er iets van te zien; ik dacht echter: langzamerhand zal hij 't wel leeren.
Enfin, ik heb je meermalen verteld hoe 't met dit leeren ging. Het stond nu eenmaal bij hem vast dat hij als tuinbaas de wijsheid bezat, en al bemerkte ik dat hij af en toe handgrepen van mij af keek en dat dan later ongemerkt nadeed, het heette steeds dat hij dit alles heel goed wist.