Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/190

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
174
»HEER" EN »BAAS".

Of het inderdaad zijn stellige overtuiging is weet ik natuurlijk niet, maar uit alles bleek steeds dat hij al wat ik zelf deed voor ploeteren hield en niets meer; dat ik eigenlijk maar in den weg liep, want dat ik er toch geen verstand van had.

Dat ik mij daarover vaak ergerde heb ik je meermalen verteld, maar ik liet het zoo 't was, omdat hij, dit gebrek in 't midden gelaten, goed voor zijn vak is; maar toch zag ik niet zelden met leede oogen, dat hij een mooie plant behandelde of het boerekool was, of kon ik uit zijn manier van stek steken of zaaien van lastige soorten met zekerheid berekenen, dat het resultaat zeer povertjes zou wezen. Het verdroot mij echter hem daarop telkens attent te maken, wel wetende dat hij zulke wenken als van nul en geener waarde beschouwde. Als ik dit met succes wilde doen, moest ik het steeds op zeer diplomatieke manier aanleggen, gelijk ik dan ook, als ik op het een of ander bijzonder prijs stelde, steeds deed.

Wat was nú het geval.

Je herinnert je die palmzaden, welke je in 't najaar van je broer ontvangen hebt, die ze met veel moeite zelf op Sumatra had verzameld, en ook dat ze over 't algemeen mooi opkwamen, heb je meermalen gezien. Ik hecht natuurlijk zeer aan die jonge planten, omdat de zaden van je broer, tevens een mijner beste vrienden, afkomstig zijn, en er is me veel aan gelegen hem, als hij over een jaar of wat in Europa komt, mooie, gezonde planten er van te laten zien.

Nu was onze baas gisteren uit eigen beweging aan het oppotten daarvan gegaan. Ze hadden beter nog wat in de zaadpotten kunnen blijven staan, maar dit doet er nu niet toe. Wat er echter wel toe doet, is, dat hij die zwakke jonge plantjes in groote, zoogenaamde oud-hollandsche potten zette.

Dit nu is zoo ondoelmatig mogelijk, en, daar ik er de