Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/192

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
176
»HEER" EN »BAAS".

Daar had hij geen zin in. Dan was 't maar beter dat ik iemand zocht die zich daarnaar wilde schikken.

— Dus wil je hier niet langer blijven?

— Neen, meneer: als ik niet met de planten kan doen zooals ik begrijp dat goed is, deug ik hier niet.

Of hij nu dacht dat ik de minste zou zijn, weet ik niet, maar ik vroeg hem, zoo bedaard mogelijk:

— En wanneer wou je dan weg?

— Dan maar met November, meneer, dat is nog vier maanden.

— Goed, afgesproken; maar die jonge Palmen zet je in kleine potten.

Daar liet ik het bij en ging heen. Is die vent nu niet stapelgek, om niet van ondankbaarheid te spreken?

— Hij zal nog wel bijzakken.

— Dat zou hem niets geven. Hij kent mij trouwens genoeg, om te weten dat zulk een besluit, op zulk een wijze genomen, bij mij onherroepelijk is.

— Maar zijn huisgezin .....?

— Dat is zijn zaak. 't Zou me spijten voor zijn brave vrouw en voor zijn kinderen, als die er onder moesten lijden, maar dat komt geheel voor zijn rekening. Ik heb de overtuiging hem altijd zoo goed behandeld te hebben als maar mogelijk was. Nu mij echter onbetwijfelbaar bleek dat hij mij voor een nul in 't cijfer houdt, kan ik hem niet meer gebruiken. Het zou tot gedurige conflicten aanleiding geven en daar houd ik nu eenmaal niet van.

Er werd nog een poos over die zaak gesproken, waarbij mevrouw haar conciliante rol goed volhield, maar zonder succes. Nu het eenmaal zoo was bleef 't er bij, verklaarde de heer Z., en hij zou reeds van morgen af naar een anderen baas omzien.