Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/245

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
229
EEN HYGROMETER.

eenvoudig hulpmiddel als dat hetwelk ik hier bedoel, niettegenstaande het reeds zeer lang bekend is, toch maar zeldzaam wordt aangetroffen, zoodat het verre van overbodig is er de opmerkzaamheid op te vestigen.

Ik bedoel de vruchtjes van een éénjarige plant, een zaadplant dus, die tot de familie der Ooievaarsbekken of Geraniaceeën behoort, welke een uitmuntend hulpmiddel voor een hygrometer of vochtmeter zijn, ja die elk op zich zelf eigenlijk hygrometers moeten genoemd worden.

Deze vruchtjes—wil men, de gewoonte volgende, ze zaden noemen, mij is het wel, maar 't zijn vruchtjes, die elk twee zaden bevatten, waarvan er dikwijls maar een goed ontwikkeld is—, die ruim 14, cM. lang zijn, loopen uit in een snavelvormig verlengsel van 8 tot 10 cM lengte. Men kent ze ook bij de Pelargonium's (gewoonlijk Geranium's genoemd) die echter niet zoo lang zijn, terwijl ze bij de echte Geranium's (vaste planten) ook denzelfden vorm hebben, maar niet in haar geheel blijven, daar ze bij deze, als ze volkomen rijp zijn, open bersten, en de zaden, wanneer ze, door de elasticiteit van dien snavel, met een heftigen schok naar buiten omgeslagen worden, ver wegwerpen.

Die van de plant welke hier bedoeld wordt, blijven echter vast gesloten en vallen als ze rijp zijn in hun geheel op den grond.

Het is de Erodium gruinum, die in Noord-Afrika en in de landen langs de Middellandsche zee thuis behoort, en die reeds sinds zeer lang in de tuinen, voornamelijk echter in de Botanische Tuinen, gekweekt wordt.

Het is een gemakkelijk en flink groeiende plant, met sierlijk ingesneden bladeren, doch welker betrekkelijk kleine, rose bloemen weinig in 't oog loopen. Fraaier zijn de vruchtjes,